h

Huisvesting Oost-Europeanen is illegaal, gemeente gaat handhaven.

6 november 2011

Huisvesting Oost-Europeanen is illegaal, gemeente gaat handhaven.


Op het nippertje van de 6 weken termijn is het college er in geslaagd onze vragen over de huisvesting van seizoenarbeiders in de Kakert te beantwoorden. De conclusie is in een brief, met voor de gemeente Landgraaf zeldzaam veel typfouten, dat de huisvesting hartstikke illegaal is, maar niet gevaarlijk. De gemeente heeft 14 pagina’s tekst nodig om dit uit te leggen en te besluiten om te gaan handhaven.

Als SP hopen we dat de seizoenarbeiders toekomstig gewoon fatsoenlijke huisvesting krijgen.In een gemeente waar 5% van de woningen leeg staat mag dat toch geen probleem zijn. Hieronder de volledig tekst.

Geachte heren Rewinkel en Van Caldenberg,

Wij hebben van u op 19 september 2011 een brief mogen ontvangen conform artikel 41 van het Reglement van Orde inzake de huisvesting van Oost-Europse werknemers in caravans aan de Kasteelweg gelegen in de Kakert. Deze brief heeft u per schrijven d.d. 3 oktober jl. aangevuld.

Alvorens wij in het onderstaande ingaan op de door u gestelde vragen willen wij de gang van zaken tot op heden schetsen ten aanzien van de ontwikkelingen aan de Kasteelweg 60 te Landgraaf.

Op 23 maart 2009 hebben wij van de familie van Laar een principeverzoek ontvangen voor de oprichting van een boerderij-camping en een paardenmanege aan de Kasteelweg 60. Het betreffende verzoek was voorzien van een groenontwerp-beplantingsplan en een daarbij behorende tekening voor het kampeerterrein. In antwoord op het verzoek is de familie van Laar bericht dat in beginsel medewerking verleend kan worden aan het oprichten van een boerderijcamping onder nader in de brief omschreven voorwaarden. Ten aanzien van de paardenmanege is aangegeven dat daartoe een schetsplan ingediend dient te worden omdat beoordeling wegens het onbreken van voldoende informatie niet mogelijk is.

In de bovengenoemde principe-uitspraak, gedateerd 3 augustus 2010, is aangegeven dat de oprichting van een kampeerterrein type 1 niet in strijd is met nationaal, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid. Kenmerkend voor een dergelijke camping is dat daar alleen toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, trekkershutten en tenthuisjes zijn toegestaan. Het gemeenschappelijke
kenmerk van deze kampeermogelijkheden is dat het vrijwel altijd om toeristische standplaatsen gaat. In de voorwaarden zoals benoemd in de principe-uitspraak is dan ook aangegeven dat het oprichten van stacaravans en chalets niet mogelijk is en dat het kampeerterein niet is bedoeld voor de tijdelijke
huisvesting van seizoensarbeiders. Tevens is in de brief aangegeven dat de plannen in het toekomstige bestemmingsplan 'Schaesberg-Noord' meegenomen
zouden worden middels het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid teneinde de bestemming van de betreffende gronden te wijzigen in de functie 'kampeerterrein'. Het bestemmingsplan 'Schaesberg-Noord' is inmiddels onherroepelijk en bevat deze wijzigingsbevoegdheid.

Na verzending van de principe-uitspraak hebben diverse overleggen met de familie Van Laar plaatsgevonden waarbij ook een aantal brieven zijn verzonden omtrent de plannen om een boerderijcamping op te richten. Omdat tussentijds bekend werd dat op de percelen stacaravans waren opgericht, is door onze afdeling Toezicht en Handhaving contact opgenomen met de ondernemer van
het agrarisch bedrijf en een afspraak gepland teneinde ter plaatse een controle uit te voeren. Deze afspraak werd echter ingehaald door uw brief, welke aanleiding gaf de geplande controle te vervroegen.

Op 22 september jl. heeft een integrale controle plaatsgevonden ter plaatse van de Kasteelweg 60 te Landgraaf. De resultaten van deze controle komen in de onderstaande antwoorden naar voren. Tijdens de controle is in ieder geval gebleken dat de aanwezige stacaravans (in totaal 9 en enkele stacaravans met voorzieningen ten behoeve van de arbeiders) inderdaad worden bewoond door
Oost-Europese arbeiders. Deze arbeiders verblijven circa 8 a 12 weken in de stacaravans en zijn werkzaam in het agrarisch bedrijf van de familie Van Laar.

In het onderstaande treft uw zowel een weergave van de door u gestelde vragen evenals een gemeentelijke reactie dienaangaande aan.

Brief d.d. 18 september 2011
Vraag 1
Welke bestemming heeft de grond waarop de caravans/bouwsels staan?
Gemeentelijke reactie
Het perceel waarop de caravans/bouwsels zijn opgericht, is gelegen binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Schaesberg-Noord'. Het perceel is bestemd tot 'Agrarisch met waarden' en heeft de dubbelbestemmingen 'Waterstaat-Erosie' en 'Waarde-Archeologie'. Op een deel van het perceel rust
daarnaast de functieaanduiding 'Waterstaat'.

De als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden zijn onder meer bestemd voor duurzaam agrarisch gebruik met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Ter plaatse van de aanduiding 'Waterstaat' zijn de gronden tevens bestemd voor het afvoeren van hemelwater. Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd. Als uitzondering op die bepaling geldt dat kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals picknickplaatsen, onder voorwaarden mogen worden opgericht. Het bestemmingsplan bevat daarnaast een wijzigingsbevoegdheid voor het oprichten van een kampeerterrein. Deze bevoegdheid houdt in dat
burgemeester en wethouders bevoegd zijn aan de bestemming 'Agrarisch met waarden' de aanduiding 'kampeerterrein' toe te voegen mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Het betreffen diverse voorwaarden, waarvan de eerste luidt dat het een kampeerterrein ten behoeve van kamperen bij de boer bij een functionerend agrarisch bedrijf betreft. Zoals in de inleiding bij deze brief aangegeven mogen ter plaatse geen chalets en stacaravans worden opgericht. Verder is als voorwaarde opgenomen dat kamperen niet is bedoeld voor de huisvesting van seizoensarbeiders en is kamperen gekoppeld aan het kampeerseizoen. Buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn. De sanitaire voorzieningen, gemeenschappelijke ruimte en/of overige voorzieningen, gebouwen/bouwwerken ten dienste van het kamperen bij de boer dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing. Alvorens het kampeerterrein in gebruik mag worden genomen ten behoeve van kamperen bij de boer, dient het terrein te worden ingepast op basis
van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inpassingsplan, afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

Van de bovenvermelde wijzigingsbevoegdheid is nog geen gebruik gemaakt. De familie Van Laar is in de brief van 3 augustus 2010 er op geattendeerd dat het geen besluit betreft maar slechts een voorlopig rechtsoordeel. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient een concreet verzoek te worden ingediend waarbij wordt onderbouwd dat aan de gestelde voorwaarden
wordt voldaan. Vervolgens kan een procedure gevoerd worden teneinde de bestemming te wijzigen.

De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' houdt in dat de gronden behalve voor de voorkomende bestemming(en) mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. De voor 'Waterstaat-Erosie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van bodemerosie en wateroverlast, het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem en de aantasting van het grondwaterpakket.

Vraag 2
Is de betreffende ondernemer in het bezit van de benodigde vergunningen voor het plaatsen/bouwen van deze caravans en het huisvesten van de betreffende werknemers in deze caravans/bouwsels?
Gemeentelijke reactie
Op grond van het bepaalde in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een omgevingsvergunning nodig voor het bouwen van een bouwwerk. Relevant is dus of sprake is van bouwen en van bouwwerken. Onder bouwen wordt verstaan 'het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten'. Een bouwwerk kan gedefinieerd worden als 'elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren'. Het oprichten van stacaravans/chalets op de wijze zoals gebeurd aan de Kasteelweg 60 alhier kan worden aangemerkt als het bouwen van bouwwerken. Het oprichten van en in gebruik hebben van de caravans is daarnaast in strijd met het geldende bestemmingsplan. Derhalve is voor het plaatsen van de caravans een omgevingsvergunning nodig voor de activiteiten bouwen en strijdigheid met het bestemmingsplan.

Een boederijcamping kan - indien aan alle voorwaarden wordt voldaan en zienswijzen dan wel andere argumenten c.q. belangen er niet toe leiden dat geen medewerking verleend kan worden - middels een procedure tot wijziging van het bestemmingsplan worden opgelost. Thans is echter al duidelijk dat de wijze waarop het terrein nu is ingericht en wordt gebruikt niet voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en dat de strijdigheid enkel kan worden opgelost middels een omgevingsvergunning (projectafwijkingsbesluit) of een postzegelbestemmingsplan.

Buiten de hiervoor genoemde vergunning(en) zijn ook andere toestemmingen benodigd zoals een uitwegvergunning. De ondernemer is daar per schrijven d.d.3 augustus 2010 reeds op gewezen.

Resumerend kunnen wij stellen dat de ondernemer niet beschikt over de benodigde vergunningen voor het plaatsen van caravans en het huisvesten van de werknemers in de caravans/bouwsels.

Vraag 3
Wordt er toeristenbelasting geheven?
Gemeentelijke reactie
Toeristenbelasting wordt geheven voor het houden van verblijf met Indien er sprake is van een boederijcamping dan dient toeristenbelasting geïnd te worden. Omdat thans echter geen sprake is van een boerderij-camping maar de huisvesting van seizoensarbeiders kan geen toeristenbelasting geheven worden.

Vraag 4
Op welke wijze wordt getoetst of en hoe deze vergunningen worden nageleefd?
Gemeentelijke reactie
In het antwoord op uw tweede vraag is aangegeven dat voor het oprichten en in werking hebben van een camping voorzien van stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders een omgevingsvergunning is benodigd. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden. Daarnaast wordt in een omgevingsvergunning verwezen naar bijbehorende tekeningen. De ondernemer is echter niet in het bezit van een dergelijke omgevingsvergunning. Het is derhalve niet mogelijk om te toetsen of voldaan wordt aan de voorwaarden in een verleende (omgevings)vergunning.

Gelet op het ontbreken van de vergunningen heeft op 22 september jl. een controle plaatsgevonden. Tijdens de controle is inzichtelijk gemaakt welke bebouwing ter plaatse aanwezig is en wat de functie van de aanwezige bebouwing is. Voorts is geconstateerd dat de camping niet op de wijze is
gerealiseerd zoals aangegeven in het principeverzoek.

Vraag 5 en 6
Voldoen de bouwsels op het gebied van brandveiligheid en hygiëne? Indien er toetsing heeft plaatsgevonden, wat waren de conclusies hiervan?
Gemeentelijke reactie
Tijdens de controle d.d. 22 september jl. waren onder andere een tweetal medewerkers van de brandweer aanwezig. Deze medewerkers hebben een globale toets ten aanzien van het aspect brandveiligheid uitgevoerd. Daarbij is geconstateerd dat de onderlinge afstand van de woonwagens onvoldoende is. Deze afstand dient minimaal 5 meter te zijn. Voorts is gebleken dat geen direct
gevaar aanwezig is voor de arbeiders.

Betreffende het aspect hygiëne kunnen wij aangeven dat de familie Van Laar per schrijven d.d. 3 augustus 2010 erop is geattendeerd dat vergunningen noodzakelijk kunnen zijn vanuit de vakbranche voor de hygiëne, veiligheid e.d. Het aanvragen van dergelijke vergunningen behoort tot de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Ten aanzien van het aspect hygiëne (en veiligheid) voert de
GGD, op plaatsen waar grote, kwetsbare groepen mensen gebruik maken van (collectieve) voorzieningen, zoals campings, inspecties uit. Hierbij worden de technische hygiëne en veiligheid gecontroleerd. Met deze preventieve controles tracht de GGD de overdracht van ziektekiemen te voorkomen en de aanwezigheid van schadelijke stoffen te beperken. Tijdens de door ons gehouden controle is gebleken dat alle belangrijke voorzieningen, denkend aan gas, water en licht, aanwezig zijn. Daarnaast is geconstateerd dat er toiletten aanwezig waren en een tweetal keukens. Hiermee wordt er voldaan aan de primaire levensbehoeften van de mens. Wij zien geen aanleiding om directe actie te ondernemen of andere instanties erbij te betrekken.

Vraag 7
Wat is het oordeel van de welstandscommissie over de bouwsels?
Gemeentelijke reactie
Zoals wij in het antwoord op vraag 2 hebben aangegeven is de ondernemer niet in het bezit van de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt getoetst aan diverse aspecten. De omgevingsvergunning moet onder meer geweigerd worden indien het uiterlijk of de plaatsing van de bouwwerken in strijd is met redelijke eisen
van welstand. De welstandscommissie is het orgaan dat deze beoordeling uitvoert. Bij gebreke aan een aanvraag met bijbehorende tekeningen en overige noodzakelijke bescheiden heeft een oordeel van de welstandscommissie nog niet plaatsgevonden.

Vraag 8
Vindt het college deze wijze van huisvesting wenselijk voor inwoners van de
gemeente?
Gemeentelijke reactie
Tijdens de controle d.d. 22 september jl. is gebleken dat de Oost-Europese seizoensarbeiders gedurende een aantal maanden (circa 2 a 3) in de stacaravans worden gehuisvest. Geconstateerd is dat sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. Ook aan de in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet voldaan. Daarin staat namelijk expliciet dat chalets en stacaravans zijn uitgesloten maar ook dat de huisvesting van seizoensarbeiders niet is toegestaan. In de door Van Laar voorgelegde plannen is ook nimmer gesproken over de huisvesting van werknemers maar over een boerderij-camping bedoeld voor recreanten. Het verzoek is derhalve dan ook als zodanig behandeld en beantwoord. Bij de beoordeling is dus niet bekeken of het vigerende ruimtelijke beleid de mogelijkheid biedt om deze vorm van huisvesting op de wijze zoals door de familie Van Laar reeds gerealiseerd toe te staan.

Beoordeeld dient derhalve te worden of de huisvesting van seizoensarbeiders past binnen de geldende wet- en regelgeving en binnen de van toepassing zijnde beleidskaders.

Hierover kunnen wij aangegeven dat door de Provincie Limburg de 'Beleidsnotitie huisvesting arbeidsmigranten', d.d. juni 2008, is vastgesteld. In de betreffende beleidsnotitie is aangegeven dat arbeidsmigranten van groot belang zijn om onder andere de agrarische sector met arbeidskracht te ondersteunen. De economische ontwikkeling op de arbeidsmarkt vraagt om arbeidsmigranten.
Deze arbeidsmigranten dienen gehuisvest te worden. In de beleidsnotitie wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en tijdelijke huisvesting ten behoeve van arbeidsmigranten. Gezien hetgeen is besproken en geconstateerd tijdens de controle d.d. 22 september jl. merken wij de aanwezige huisvesting, op de percelen van de familie Van Laar, aan als structurele huisvesting. De stacaravans
zijn zodanig geplaatst dat deze gedurende het gehele jaar aanwezig zullen zijn. In de beleidsnotitie is ten aanzien van chalets/stacaravans op campings aangegeven dat huisvesting op de als zodanig bestemde recreatiebedrijven tot de mogelijkheden behoort mits er een strikte scheiding wordt aangebracht tussen het recreatieve product (de camping/het park met al haar voorzieningen
en accommodaties) en de huisvesting van arbeidsmigranten. Op de camping van de familie Van Laar is op dit moment echter enkel sprake van de huisvesting van seizoensarbeiders en niet van recreanten. In de beleidsnotitie is aangegeven dat indien een ondernemer meer wil, bijvoorbeeld volledige aanwending van de camping ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, een overweging door de gemeente gemaakt moet worden, maar wordt als zodanig binnen het provinciale beleidskader mogelijk gemaakt.

De provinciale regeling betreft echter een raamwerk waarbinnen gemeenten hun eigen beleid moeten formuleren. In de regeling is aangegeven dat het één op één overnemen van het provinciaal beleid te veel ruimte zou bieden voor allerlei mogelijke ontwikkelingen. Het is dus noodzaak gemeentelijk beleid op te stellen afgestemd op de specifieke eigenschappen van de gemeente. Binnen onze
gemeente zijn dergelijke beleidskaders echter niet opgesteld. Wij hebben aan de hand van de beschikbare informatie beoordeeld of de huisvesting van seizoensarbeiders ter plaatse op de wijze zoals thans gebeurd vanuit planologisch / stedebouwkundig oogpunt wenselijk is. Wij komen echter
tot de conclusie dat dit niet het geval is. Voor de motivering daarvan verwijzen naar de bijgevoegde brief welke aan de heer Van Laar verzonden zal worden.

Vraag 9
Bent u via de gemeentelijke basisadministratie op de hoogte wie hier woont en sinds hoelang?
Gemeentelijke reactie
Een tijdelijke werknemer is ingevolge de artikelen 26 en 65 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 'degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derden van zijn tijd in Nederland verblijf zal houden' verplicht om aan de gemeente opgaaf te doen van verblijf en woonadres, indien de termijn van toepassing is. De heer Van Laar gaf
tijdens de controle d.d. 22 september jl. te kennen dat hij in het bezit is van een negental stacaravans welke steeds gedurende een aantal weken worden bewoond door seizoensarbeiders (in het kampeerseizoen). Gezien het feit dat de arbeiders niet aan de in de voornoemde wet gestelde termijn voldoen, bestaat geen noodzaak voor deze arbeiders tot inschrijving in de gemeentelijke
basisadministratie.

Vraag 10
Welke actie heeft het college tot nu toe ondernomen?
Gemeentelijke reactie
Bij de beantwoording van de voorgaande vragen is het verloop tot op heden uitgebreid beschreven. De laatste actie betreft de op 22 september jl. gehouden

Vraag 11
Deelt u de mening van de SP dat deze caravans schadelijk zijn voor het uiterlijk aanzien van de gemeente?
Gemeentelijke reactie
Zoals bij het antwoord op vraag 7 is aangegeven, geeft de welstandscommissie een oordeel over het uiterlijk van bouwwerken. Dit oordeel heeft echter nog niet plaatsgevonden. Daarnaast kunnen wij wel stellen dat wij van oordeel zijn dat het uiterlijk van de opgerichte stacaravans bedoeld voor de huisvesting van seizoensarbeiders niet past binnen de ter plaatse gewenste beeldkwaliteit welke
geënt is op het 'Gebiedsperspectief Landgoed Kasteel Schaesberg'.

Vraag 12
Bent u bereid om op basis van de APV en/of andere regelgeving handhavend op te treden?
Gemeentelijke reactie
In onze Algemene Plaatselijke Verordening is ten aanzien van kamperen bepaald dat het verboden is ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. Het terrein is in het geldende bestemmingsplan niet direct bestemd voor kampeerterrein. Handhaving op grond van de APV behoort dan ook tot de mogelijkheden. Daarnaast is in het bovenstaande meermaals aangegeven dat ook de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ontbreekt en dat sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. In de rechtspraak is bepaald dat er een beginselplicht tot handhaving bestaat. Tegen bouwen zonder vergunning c.q. handelen in strijd met het bestemmingsplan moet dus in beginsel handhavend worden opgetreden. De wet kent hierop geen uitzondering. Er zijn echter situaties waarbij op grond van een belangenafweging kan worden besloten om niet handhavend op te treden. Hiervan is sprake wanneer de belangen van de gedoogde zwaarder wegen dan het belang dat met de handhaving van de bouwregelgeving is gemoeid. Ook moet het op voorhand duidelijk zijn dat de gedoogde activiteiten op korte termijn kunnen worden gelegaliseerd.
Wij hebben tot op heden de voorkeur gegeven aan de aanpak om in gezamenlijk overleg met de ondernemer te bezien of de gewenste activiteiten kunnen worden gelegaliseerd. Hiertoe zijn diverse (ambtelijke) gesprekken met de ondernemer gevoerd. Handhaving was op dat moment nog niet aan de orde. Hierbij willen wij overigens wel opmerken dat in het verleden altijd is gesproken over een
boerderijcamping en niet de huisvesting van seizoensarbeiders. Een eerste verzoek daartoe is eerst besproken tijdens een op 16 februari jl. plaatsgevonden

Zoals wij in het antwoord op vraag 8 hebben aangegeven bestaat geen bereidheid om medewerking te verlenen aan de huisvesting van seizoensarbeiders op de wijze zoals reeds is ingericht. Dit leidt ertoe dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat en dat een handhavingstraject zal worden ingezet teneinde de illegale activiteiten te doen beëindigen. In de onderstaande vragen zullen wij daar nader op ingaan. Omdat tijdens de gehouden controle bleek dat zich ter plaatse geen (levens)bedreigende situaties voor de arbeiders alsook voor de omwonenden en passanten voordoen, waren wij van oordeel dat direct handhavend optreden niet noodzakelijk was.

Brief d.d. 18 september 2011
Vraag 1
Klopt de bewering van de heer Van Laar dat de caravans en bouwsels zijn gebouwd met instemming van oud-wethouder Erfkemper, en daarmee dus van het college?
Gemeentelijke reactie
Naar aanleiding van de brief van 3 augustus 2010, waarin het antwoord op het principeverzoek van de heer Van Laar is opgenomen, heeft de heer Van Laar schriftelijk gereageerd. In die betreffende brief geeft de heer Van Laar aan van mening te zijn dat sprake is van een toezegging van de voormalige wethouder de heer Erfkemper in dier voege dat deze zou hebben aangegeven dat een vergunning voor de boerderijcamping verkregen kan worden. Deze brief is schriftelijk beantwoord. Daarin is het volgende aangegeven:
'Op 2 december 2009 heeft inderdaad een gesprek plaatsgevonden tussen u en de door u genoemde personen. Tijdens dat gesprek heeft de voormalige wethouder de heer Erfkemper de ontwikkelingen met betrekking tot kasteel Schaesberg en de gebiedsontwikkeling Haesdal geschetst en aangegeven dat hierdoor nieuwe kansen voor u zouden kunnen ontstaan. Er is een positieve houding uitgestraald ten aanzien van een eventuele boerderijcamping aan de Kasteelweg 60 te Landgraaf, er is echter geen sprake van toezeggingen zoals door u wordt geopperd. Na het gesprek heeft u een email ontvangen waarin is aangegeven dat de plannen ambtelijk zijn besproken en dat nadere, schriftelijke
informatie verstuurd zou worden ten aanzien van de camping. De thans door u verzonden brief geeft geen aanleiding tot het bijstellen van hetgeen in de brief van 3 augustus 2010 is opgenomen. De brief bevat de randvoorwaarden en is nog steeds het kader voor mogelijke ontwikkelingen op uw percelen. Enkel op basis van een officiële aanvraag en alle daarbij behorende stukken kunnen eventueel benodigde vergunningen c.q. toestemmingen worden verleend.'

Vraag 2
Welke contacten zijn er tussen het college en Van Laar geweest vanaf 1 januari 2009 tot heden met betrekking tot de mogelijke renovatie van Kasteel Schaesberg en het daarbij realiseren van een boerderijcamping?
Gemeentelijke reactie
Op 2 maart 2009 heeft een overleg plaatsgevonden met de heer Van Laar, oud wethouder
Erfkemper en diverse ambtenaren van de gemeente Landgraaf over de plannen van de heer Van Laar. Naar aanleiding van het overleg heeft de heer Van Laar een principeverzoek ingediend, welk verzoek is ontvangen op 23 maart 2009. Op 3 augustus 2010 heeft de heer Van Laar een antwoord op het principeverzoek ontvangen. In de tussentijd hebben diverse overleggen plaatsgevonden, waaronder het overleg dat in het antwoord op vraag 1 wordt vermeld. Ook hebben op 16 februari jl. en 2 maart jl. overleggen plaatsgevonden met de heer Van Laar en zijn diverse brieven over en weer verzonden betreffende de plannen van Van Laar.

Vraag 3
Klopt het dat bij, het meest verregaande besluit raadsbesluit van 16 december 2010 rondom de renovatie van Kasteel Schaesberg, de vaststelling van het gebiedsperspectief met geen woord wordt gerept over het realiseren van een boerderijcamping?
Gemeentelijke reactie
In het 'Gebiedsperspectief Landgoed Kasteel Schaesberg', d.d. 26 januari 2010, wordt op de pagina's 44 en 45 gesproken over medegebruik. Daarbij wordt gesproken over plannen voor een camping. De locatie alwaar de boerderijcamping ook middels de wijzigingsbevoegdheid in het geldende
bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is op de kaart in het gebiedsperspectief ook aangeduid als camping. Bij de toelichting daarbij is het volgende aangegeven: 'In het plangebied, aan de Kasteelweg, ligt een perceel waarvoor plannen zijn om een camping te realiseren. Met een passend ontwerp levert de ontwikkeling van een camping een positieve bijdrage aan de invulling van het landschappelijk raamwerk. Daarvoor wordt eerst een beeldkwaliteitsplan opgesteld.'
In het raadsbesluit van 16 december 2010 is door de gemeenteraad besloten om het bovengenoemde gebiedsperspectief vast te stellen. Gezien het bovenstaande kunnen wij constateren dat het niet klopt dat in het raadsbesluit niet wordt gesproken over de realisatie van een boerderijcamping.

Vraag 4
Wat heeft het college doen besluiten om de geplande inspectie eerder dan gepland uit te voeren en wat is de gebruikelijke frequentie?
Gemeentelijke reactie
In de tweede alinea van pagina twee van deze brief zijn wij hier reeds op ingegaan. De reden om de geplande inspectie te vervroegen is gelegen in het feit dat uw brief binnenkwam en deze noodzaak gaf om de inspectie te vervroegen. Met name de opmerking dat sprake zou zijn van een gevaarlijke situatie leidde daartoe. Inspecties bij bedrijven worden met een bepaalde frequentie uitgevoerd,
waarbij deze afhankelijk is van het soort activiteiten dat ter plaatse wordt uitgeoefend dan wel van het feit of de ondernemer een verzoek tot wijziging/uitbreiding heeft ingediend. Slechts indien daartoe aanleiding bestaat wordt van deze frequentie afgeweken.
Vraag 5
Indien er een inspectie gepland was dan lijkt het aannemelijk dat de gemeente kennis heeft van het bestaan van de bouwsels. Wat is de grondslag van deze kennis?
Gemeentelijke reactie
In het kader van deze vraag is onze brief van 15 maart 2011 van belang. Deze brief werd overigens verzonden nadat de diverse overleggen met Van Laar niet tot het gewenste resultaat geleid hadden, namelijk een officieel verzoek om een boerderijcamping te starten dat voldoet aan de gestelde eisen en voorwaarden. In de brief wordt ingegaan op het d.d. 16 februari 2011 plaatsgevonden overleg
met de heer Van Laar. Tijdens dat overleg is aan de orde gekomen dat de heer Van Laar ter plaatse van de camping seizoensarbeiders wil gaan huisvesten. In onze brief wordt daarover onder meer aangegeven dat een boerderijcamping een toeristisch-recreatieve voorziening is en niet bestemd voor het huisvesten van seizoensarbeiders.

Vraag 6
Klopt de bewering dat de bouwsels en caravans tot op heden werden gedoogd? Zo ja, is er een gedoogvergunning afgegeven en op basis van welke argumenten werd dit gedoogd?
Gemeentelijke reactie
Voor de door de heer Van Laar opgerichte boerderijcamping hebben wij geen gedoogbeschikking afgegeven. Wel hebben wij de heer Van Laar meermaals er op gewezen dat het oprichten van de boerderijcamping in strijd is met het geldende bestemmingsplan en dat daarvoor een verzoek moet worden ingediend dat voldoet aan het gestelde in de principe-brief van 3 augustus 2010. Over enkele
in de principe-brief opgenomen voorwaarden hebben wij met de heer Van Laar tijdens de in deze brief genoemde overleggen gesproken en toelichting gegeven over het nut en de noodzaak van deze voorwaarden. In onze brief van 15 maart 2011, een brief verzonden na het overleg waarin bekend werd dat de heer Van Laar op de camping seizoensarbeiders wil gaan huisvesten, is aangegeven dat
diverse bouwwerken illegaal zijn opgericht en dat een schouw verricht zal worden teneinde in kaart te brengen welke vergunningsplichtige bouwwerken zonder vergunning zijn opgericht. Daarbij is vermeld dat op basis van de resultaten daarvan een standpunt wordt ingenomen over de mogelijkheid tot
legalisatie.

Resumerend
Gebleken is dat ter plaatse van de Kasteelweg 60 te Landgraaf een camping aanwezig is waar seizoensarbeiders, werkzaam in het agrarische bedrijf van de familie Van Laar, gedurende een aantal weken verblijven. Deze huisvesting van arbeiders is echter opgericht en in gebruik genomen zonder eerst de benodigde vergunningen aan te vragen. Van de diverse aan de heer Van Laar geboden
kansen om ons te laten beoordelen of aan de gewijzigde plannen medewerking verleend kan worden, is geen gebruik gemaakt. De gehouden schouw gaf echter voldoende inzicht om een oordeel te kunnen vellen over de wenselijkheid van de reeds uitgevoerde plannen van de heer Van Laar. Ons oordeel luidt dan ook dat er geen bereidheid bestaat om medewerking te verlenen aan de huisvesting van seizoensarbeiders zoals thans opgericht. Wel zijn alternatieven bespreekbaar voor de huisvesting van seizoensarbeiders. Een ander houdt wel in dat een handhavingstraject zal worden ingezet teneinde een eind te maken aan de illegale situatie. Een afschrift van de brief daaromtrent gericht aan de heer Van Laar treft u aan bij deze brief.

Erop vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
Burgemeester en Wethouders van Landgraaf,

U bent hier