h

Rekenkameronderzoek gemeente Landgraaf An d’r Put.

5 februari 2006

Rekenkameronderzoek gemeente Landgraaf An d’r Put.

Voorafgaande aan het interpellatiedebat met wethouder Heinrichs nam de voorzitter van de rekenkamer het woord om na twee jaar warmgelopen te hebben eindelijk met trots het eerste rapport van de in 2004 opgerichte rekenkamercommissie aan te bieden.

Die rekenkamercommissie was al een moeilijke bevalling in onze gemeente. Het opnemen van haar taak, het ondersteunen van de Raad bij haar controlerende en kaderstellende functie blijkt nog veel moeilijker te zijn. Als dit eerste rapport de maatstaf vormt van datgene, wat men de raad nog wil voorschotelen, laat dan maar zitten zou ik zeggen. Ik wil ook niet meteen zwarte pieten, maar had toch wel gezien de tijd die men heeft gehad en de middelen die hiervoor ter beschikking waren toch wel meer kwaliteit verwacht.

Los van de sjofele aanbieding met de handen in de zakken door de voorzitter dhr. Sjaak Reumkens (CDA) en het feit, dat deze functie conform de wetgeving hieromtrent niet door een raadslid mag worden vervuld - sterker nog, een raadslid mag helemaal geen deel uitmaken van de rekenkamer - stemt de inhoud van het rapport niet tot vreugde en biedt het al helemaal geen voorstellen aan tot oplossingen voor de gewenste exploitatieopzet voor het nog te realiseren nieuwe Carré.

Het rapport schiet op tal van punten tekort. Het ziet er niet uit. Het is voor het grootste deel gevuld met gebakken lucht. Er is geen zinnige analyse doorgevoerd in de voorhanden baten en lasten. Men heeft de verklaring voor het ontstaan van het exploitatietekort van horen zeggen en niet uit eigen onderzoek. Men praat niet met gebruikers en verzamelt derhalve geen informatie in het veld, die men bij de analyse van de voorliggende informatie ter controle kan gebruiken. Men heeft de griffier nodig om de zaak in elkaar te steken. Sterker nog men laat hem zelfs mee tekenen. Hiermee geeft men zijn onafhankelijkheid en deskundigheid op zijn terrein prijs. De griffier hoort namelijk geen deel uit te maken van de rekenkamer en ook hoeft de rekenkamer als volledig onafhankelijk orgaan niet via de griffier zijn stukken over te brengen naar de raad, maar kan dit op een voor haar gepast moment doen opnemen op de agenda door de griffier.

De voorzitter loopt trots met zijn rapport te zwaaien, voor mij onbegrijpelijk als je van de inhoud kennis neemt. De voorzitter valt te prijzen, dat hij dergelijke bagger zo durft te verkopen aan de raad. De raad kon ook niet reageren, want pas tijdens de raadsvergadering kon men kennisnemen van het rapport en voor een behandeling en beraadslaging was geen plaats, gezien de overvolle raadsagenda. Daarom hier maar een reactie van een financieel en organisatorisch deskundige achteraf, het kan nu eenmaal niet anders. Na ellenlang gesoebat, waarbij met name de SP de rekenkamercommissie herhaaldelijk om haar gebrek aan daadkracht heeft gehekeld, leidt dit dan toch op de valreep tot een volkomen waardeloos rapport. Volgens de voorzitter moeten we hier lering uit trekken. We moeten dit rapport geen dode letter laten worden. Helaas, hij kan er zelf geen lering meer uit trekken, omdat hij zich niet laat dechargeren door de raad over de inhoud van dit rapport, of moeten we misschien beter zeggen: over het gebrek aan inhoud.
Het rapport blinkt uit door vulling. Vulling, die moet verhullen, dat men eigenlijk niets te vertellen heeft. Met regelafstand anderhalf en tussen de opsommingen zelfs drie (!), én waardeloze grafieken zonder toegevoegde waarde weet men met pijn en moeite tien A4 tjes met gebakken lucht te vullen. De hoofdvraag heeft men niet zelf onderzocht, maar heeft men van “horen zeggen” en vervolgens nagevlooid uit de ter beschikking staande documentatie. Juister zou zijn geweest als deze volgorde andersom gehanteerd zou zijn. Men doet eerst zelf grondig onderzoek en op basis van de uitkomsten uit dit onderzoek, gaat men de mensen ondervragen en zoekt men zo naar zaken die achter het gevonden cijfermateriaal schuilgaan. Voor een groot gedeelte kan men ook dit al hebben onderzocht aan de hand van beleidsnotities en notulen van vergaderingen. Aan de hand van die bevindingen ondervraagt men de verantwoordelijken. Nu laat men de verantwoordelijken echter aangeven wat men moet onderzoeken en onderzoekt dan. Volstrekt vreemd aan de taak van een rekenkamer, men moet vooral zélf kritisch willen onderzoeken en uit dat onderzoek tot vraagstelling komen.

Verder geeft de voorzitter ook aan, dat men eerst op cursus is geweest en vervolgens ook nog eens gebruik heeft gemaakt van de diensten van een consulent om een en ander voor te bereiden. Ondanks de goedkope uitvoering toch waarschijnlijk een heel prijzig onderzoek, waar de raad heel weinig mee kan, gezien de te weinig kritische houding, die men aan de dag heeft gelegd en de weinige diepgang en concrete aanbevelingen, die uit dat rapport naar voren komen. Ik ben van mening, dat de raad van Landgraaf na de verkiezingen nog eens kritisch moet nagaan, over welke kwaliteiten, opleiding, ervaring leden van een rekenkamercommissie moeten beschikken. Net zoals met de nieuwe bodes denk ik dat Landgraaf deze mensen wel kan aantrekken. De huidige rekenkamercommissie is duidelijk niet op haar taak berekend, gezien het voorbeeldrapport wat ze na twee jaar bij het scheiden van de markt uitbrengt. Nog altijd geldt:”Goedkoop is duurkoop”. De raad moet dan ook toezien op een competente bezetting van de rekenkamer. Mensen proberen aan te trekken, die bereid zijn kritisch naar zaken te kijken, onderzoekservaring hebben en een sociaal wetenschappelijke achtergrond en verder voldoende middelen vrij willen maken voor haar ondersteuning bij haar controletaken en haar kaderscheppende taken. Pas dan zal de raad over een rekenkamer kunnen beschikken, die haar afdoende kan ondersteunen bij de taken, die haar door de burgers van Landgraaf zijn opgedragen.

Sjef Frins

U bent hier